, [], Whether the Old Law enjoined fitting precepts concerning rulers?
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zij hebben koningen gemaakt, maar niet [12]uit Mij; zij hebben [13]vorsten gesteld, maar Ik heb het [14]niet gekend; van hun zilver en hun goud hebben zij voor zichzelven [15]afgoden gemaakt, [16]opdat zij uitgeroeid worden. 12. Dat is, zonder mij in het opwerpen en maken van hunne koningen raad te vragen, of mijn bevel te verwachten; alhoewel anderszins de scheiding der tien stammen van Juda niet zonder Gods rechtvaardig bestuur en regering geschied is; zie 1 Kon.11:31, enz.; onder hfdst.13 vs.11, en vergelijk Jes.30:1, en Jes.54:15. 13. De woorden koningen en vorsten, worden hier verwisseld, gelijk boven hfdst.7 vs.7,16. 14. Niet dat den alwetenden God dit enigszins onbekend zou geweest zijn, maar deze manier van spreken wil zeggen dat God hun maken van koningen niet voor goed heeft gekend. Vergelijk Ps.1:6, met de aantekening. 15. Zie van het Hebreeuwse woord 2 Sam.5:21, en versta hier, de gouden kalven te Dan en Bethel en andere afgodische beelden, gelijk onder hfdst.13 vs.2, en hfdst.14 vs.9. 16. Hebreeuws, opdat hij uitgeroeid werd; dat is, elkeen van hen, of Israel. de zin is dat zij door deze afgoderij hun eigen verderf hebben veroorzaakt. Vergelijk Jer.18:16; Micha 6:16, met de aantekening.